Guenter W BDE
|
Beschrijving Ervaring:
Ik weet niet precies hoe oud ik was toen ik deze ervaring had, maar alles gebeurde in ons nieuwe huis, dus moest ik op zijn minst 11 jaar oud zijn geweest.
Op die dag verliet ik mijn flat, die op de eerste verdieping was, toen ik ineens een stem van achteren hoorde. Ik draaide me vlug om maar er was niemand. Ik kan me niet de juiste woorden herinneren, maar de stem zei in werkelijkheid de kwaliteit van mijn wereld die ik kende niets was vergeleken met degene die hij mij zou laten zien. ‘Onzin,’ zei ik tegen mezelf, en begon luidruchtig en vrolijk de trap af te rennen naar de kelder. Er waren maar een paar treden te gaan toen ik omhoog sprong en mijn hoofd tegen het plafond stootte.
Door het gevolg van deze klap viel ik op mijn knieën en viel snel flauw. Ik viel in een diepe duisternis. Ik herinner me dat ik door een soort zwarte slang ging. Aan het einde ervan, voelde ik dat ik werd teruggetrokken door een mysterieuze kracht, maar ik verzette me omdat ik niet terug door die zwarte slang wilde gaan. Ik ging door en plotseling bevond ik me in een grijze ruimte.
Ik wist niet waar ik was, en terwijl ik rondkeek, zag ik van verweg iemand langzaam naar me toekomen. In werkelijkheid, zag ik dit figuur helemaal niet omdat er niets te zien was. Toch voelde ik dat er een grijs figuur was. Ik wist zeker dat er iemand was. Ik zei: ‘Ik ben de weg kwijt. Kunt u mij alstublieft de juiste weg terug wijzen?’
Het volgende dat ik wist was dat ik op de keldervloer lag. Ik hoorde dit uiterst ergelijke ringen, dat geleidelijk steeds intenser werd. Toen stopte het geluid en plotseling realiseerde ik me dat een wit, gaasachtig materiaal heel langzaam uit mijn hoofd vloeide.
Het nam de vorm van een zeer lange kous aan en zweefde een beetje scheef recht boven me. Ik schaamde me erg omdat ik door niemand gezien wilde worden met dit materiaal dat uit me kwam. Ondertussen verzamelde zich steeds meer van dit gaasachtige materiaal op het plafond en ik kon niets doen om het te stoppen.
Ik voelde helemaal geen pijn tijdens dit proces. Plotseling drong het tot me door dat ik uit mijn lichaam was. Het moet gebeurd zijn op het moment dat de vloeing stopte. Ik zag een lichaam op de vloer liggen, wat alleen maar van mij kon zijn.
Ik aarzelde. Deze stem had tenslotte gelijk. Waarom zou ik het niet proberen? Daarop zei de stem snel, ‘Test je verstand! Als je dat doet, zul je ontdekken dat je kunt denken op een manier die je nog nooit eerder hebt ervaren.’ De stem had weer gelijk. Ik kon inderdaad heel helder denken, en ik begreep alles heel snel met een zekerheid dat geen spoor van twijfel achterliet. Toen hoorde ik de stem weer, ‘Als je gewillig bent om buiten je lichaam te blijven, zal je een prachtige reis maken en je zal veel interessante dingen zien. Je moet echter snel besluiten! Dus schiet op!’
Uiteindelijk begon ik over de hele situatie na te denken. Het was mijn keuze of ik naar mijn lichaam wilde terugkeren en het leven op aarde wilde leven met al zijn beperkingen en al zijn vreugde, of om buiten mijn lichaam te blijven in deze toestand van helder denken. De stem spoorde me opnieuw aan om op te schieten en hem te vertellen of ik een besluit had genomen. Ik gaf toe. Ik besloot om buiten mijn lichaam te blijven en ik realiseerde me meteen dat mijn lichaam moest sterven, dat betekende totale vernietiging door verval. Ik dacht bij mezelf: ‘Wat verdrietig voor mijn moeder!’ Wat mij betreft, ik had er geen spijt van want mijn lichaam was nu slechts een omhulsel voor mij, een last waarvan ik mezelf bevrijdde op het moment dat ik had besloten om er buiten te blijven.
Toen realiseerde ik me dat ik me vrij kon bewegen op een manier dat ik nooit eerder had ervaren. Ik zweefde dwars door de muren van ons huis en naar boven de lucht in. In de verte zag ik een grote glanzende bal, dat was de zon. Ik voelde me er onweerstaanbaar naar aangetrokken door zijn helderheid en ik wilde er rechtstreeks ingaan. Zodra ik dit dacht, werd ik door iets geraakt dat me ver in een zwartheid katapulteerde.
Ik probeerde het nog een keer, maar het gebeurde allemaal opnieuw. Ik leerde snel dat er een onzichtbare barrière moest zijn die ik kon benaderen, maar niet kon overwinnen. Ik probeerde het nog een keer en deze keer stopte ik vlak voor deze barrière om naar de zon te kijken die nu in een roodachtige gloed scheen. De afmeting was relatief klein omdat ik er van een afstand naar moest kijken, wat bepaald was door deze onzichtbare barrière. Toch voldeed me de roodachtige gloed van de zon me helemaal niet.
Plotseling zei de stem: ‘Er zijn meer lichten!’ Terwijl ik om me heen keek, zag ik in de verte een veelheid van andere lichten, die veel helderde schenen dan de zon van de aarde. Ik wilde met die lichten zijn! Hoewel ze ver, ver weg waren, kon ik ze in een oogwink bereiken. Elk individueel licht had echter zijn eigen effectieve barrière die me elke keer dat ik het probeerde te benaderen me weer in de duisternis sloeg.
Het was erg onaangenaam om met deze barrières in kontakt te komen want elke keer als ik het aanraakte, werd mijn hele wezen heftig door elkaar geschud. Opeens zei de stem: ‘Kijk uit naar een enkel helder licht en benader het langzaam.’ Ik koos een enkel licht waarvan de helderheid veel groter was dan alle andere lichten eromheen en ik benaderde het heel voorzichtig. Ik zag een enorme bal ongelooflijk helder branden. De stem vertelde me dit één van de vele sterren was dat ik van de aarde kon zien. Ik heb heel lang naar deze bal gekeken, totdat ik er niet meer naar kon kijken.
Daarom trok ik me weer terug in de duisternis. I begon over mijn situatie na te denken. Ik kan niet eeuwig in deze duisternis blijven. Er moet een weg uit zijn. Ik keek rond en ik zag een ander groep van sterren dat vreemd verwrongen was. Ik wilde daar zxsxnaar toe gaan maar ik hoorde de stem zeggen, ‘Ze zijn allemaal gelijk. Ga naar boven!’ Ik wist niet waar boven was, maar ik probeerde het toch – met success, want ik zag heel ver, over de duisternis een glinsterende lijn. Ik wilde er ondanks die ongelooflijke lange afstand heen, maar ik wilde alleen naar de rand van deze lijn gaan, omdat ik niet wist of er een wel of niet een barrière was.
Ik legde de afstand onmiddelijk af. Deze keer was er geen barrière die me zou afstoten. Het licht kwam van een andere wereld. (alhoewel onze wereld zwart is – met lichten erin – deze andere wereld is helder.) Ik kon deze wereld echter niet ingaan. Ik bewoog me in alle richtingen om een doorgang naar deze wereld proberen te vinden. Ik realiseerde me snel dat er maar één mogelijkheid was: mezelf in deze duistere afgrond te werpen die recht voor me lag. Ik aarzelde.
Ik had niet de moed om te springen. Maar opeens, hoorde ik de stem weer, “Er is geen andere weg! Je moet springen! Spring! Spring!’ Toen sprong ik. Ik weet niet wat er daarna gebeurde, maar ik herinner me heel levendig dat ik me plotseling met een enorme snelheid door een tunnel van duisternis bewoog. Ik ging deze tunnel met mijn hoofd eerst in. Mijn hele wezen zat in een soort cilinder of pijp en ik schoot door deze tunnel als een capsule in de buizen van een buispost. Ik bewoog sneller en sneller, totdat ik ver in dit nieuwe universum werd uitgeworpen. De duisternis werd onmiddellijk vervangen door een soort vage helderheid (als ik het zo mag zeggen).
Ik tuimelde meerdere keren heel heftig over mezelf, totdat ik voelde dat ik werd afgeremd door deze nieuwe wereld. Ik herinner me dat ik dacht: ‘Waarom word ik zo ruw behandeld?’ toen ik voelde dat deze nieuwe wereld op me af kwam terwijl tegelijkertijd de oude wereld zich terugtrok totdat ik volledige in beslag werd genomen door deze nieuwe wereld.
Terwijl ik werd uitgeworpen, hoorde ik de stem tegen me schreeuwen: 'Dit is jouw wereld! Je hoort niet bij ons! Je moet in deze wereld blijven! Probeer nooit meer om terug te komen?' Ik draaide me om en ik zag een stuk van de zwarte wereld, dat ik achter me aan moet hebben gesleept terwijl ik werd uitgeworpen, zich terugtrok naar de opening waar het uiteindelijk werd opgezogen. Op het moment dat de oude wereld werd buitengesloten, werd ik meteen in beslag genomen door de nieuwe, zozeer zelfs, dat ik er heilig van overtuigd was dat ik in deze nieuwe wereld alleen maar verder kon bestaan. Ik had toch geen keuze De zwarte wereld was verdwenen. Ik was nu een onafscheidelijk deel van deze nieuwe wereld.
Ik dacht bij mezelf: ‘Deze schurk van een stem! Hij heeft me verraden door me in deze wereld te dwingen. Er is geen weg terug! Dit is definitief! Hopelijk kan ik ademen en niet verstikken.’ Daarom probeerde ik adem te halen, maar ik kwam er al snel achter dat ademen niet nodig was. Ik kon gewoon bestaan. Terwijl ik in de zwarte wereld was hoefde ik nooit aan ademen te denken.
Zoals ik al eerder zei, alles om me heen was vaag helder. Hoewel het helder was, kon ik niet duidelijk zien. De slag van de finaliteit van de toestand waarin ik verkeerde was overweldigend. Hoewel ik het gevoel had dat ik een deel van deze nieuwe wereld was, wist ik er niets over. Ik voelde me volkomen alleen, verraden, heel klein en onbeduidend. Geen andere ziel ver en wijd. Ik begon te jammeren over mijn situatie. Ik wist niet wat te doen. Ik voelde me erg ellendig. Oké, ik kon me vrij bewegen waarheen ik maar wilde. Waar moet ik echter heen gaan? Er was niemand hier! Niemand?
Toch waren er stemmen heel ver weg! Ik hoorde twee stemmen. Ik kon ze horen zeggen, in volledig ongeloof, zoiets als: ‘Kijk, kijk, daar is een kleine ziel! Kijk, daar is een jonge ziel! Wat doet hij hier? Hoe is hij hier gekomen?’ Stemmen in deze wereld waren eigenlijk helemaal geen stemmen. Er werd iets gedacht en ik begreep meteen waar ze het over hadden. Wat ik nu vertel, zijn indrukken en niet de betekenis van echte woorden. Deze indrukken waren echter zo duidelijk dat ik er geen twijvel aan had.
Ik bleef maar klagen dat ik niemand kende in deze heldere wereld en dat ik gedwongen was daarheen te gaan. De stemmen kwamen dichterbij. Ik kon echter niemand zien. Ik voelde gewoon hun aanwezigheid, dat was goed bij mij. Ik wist nu dat er wezens in die wereld waren met wie ik kon praten. Wezens die echter tegelijkertijd vreemden waren, maar ook vriendelijk wezens.
De wezens spoorden me aan om terug te gaan waar ik vandaan kwam. Ik vond dit heel belachelijk omdat ik nu een deel van deze nieuwe wereld was. Bovendien, zelfs als ik echt terug zou willen, wat onmogelijk was, hoe moet ik dan verder gaan? Bovendien, zelfs als ik erin zou slagen mijn weg terug te vinden, zou ik geen flauw idee hebben waar mijn geboortewereld, de aarde, lag. Toen voelde ik dat ze me uit deze wereld wilden dwingen. Ik raakte erg van streek en dacht ‘Niemand kan me dwingen deze wereld te verlaten. Ik heb het recht om hier te blijven, want ik maak deel uit van deze wereld.’
De twee wezens moeten hebben begrepen wat ik dacht, want ik kon hun stemmen niet meer horen. Toen leidde één van de wezens me (ik weet niet hoe) naar een plek die ik nog niet eerder had gezien. De andere moest weggegaan zijn om hulp te halen voor het zoeken naar de juiste manier om een dergelijke situatie aan te pakken.
Deze plek bleek een weiland te zijn met veel bloemen. Het was een prachtige weide, maar ik wist dat het slechts een beeld was van een weide, op de een of andere manier opgeroepen en opgehangen in deze nieuwe wereld. Het wezen vroeg me om op de weide te spelen, maar dat kon ik niet. Ik wist gewoon niet hoe.
Plotseling was ik me bewust van een klein fel lichtje ver weg in de 'lucht', maar het kwam snel dichter en dichterbij. Het had de vorm van een bal en het was onbeschrijfelijk helder. Ik probeerde mijn ogen te bedekken, maar dat was niet nodig. Ondanks zijn ongelooflijke helderheid en schittering, verblindde het me helemaal niet!
Toen stopte dit licht op een afstand recht boven mij. Het was een zon van ongeveer dezelfde grootte als de zon van onze wereld, maar hij was onbeschrijfelijk helderder. Ik bleef naar deze zon staren en vroeg me af hoe een licht zo’n briljant kon zijn. (De helderheid van de lichten in de zwarte wereld was ook briljant, maar van een andere aard.) Plotseling realiseerde ik me dat het licht me nauwlettend in de gaten hield. Daarop ging het open, een straal kwam op me neer en ik hoorde het tegen me schreeuwen: 'Ik kan je vernietigen als je niet de waarheid vertelt waarom je hier bent!' Ik antwoordde: 'Maar ik weet niets anders dan de waarheid!'
Toen gebeurde er iets dat ik nooit, nooit zou vergeten. Liefde, pure, volslagen liefde stroomde op me neer, met ongelooflijke warmte. Mijn hele ziel of wezen was doordrongen met deze liefde. Hij tilde me op en gaf me een kus op mijn mond. Dit wezen van licht hield diep, oneindig diep en steeds intensiever van mij. Ik was gelukkig! Ik zou voor altijd in deze straal van liefde kunnen blijven. Als mijn verhaal een leugen was geweest, zou het wezen van het licht me hebben vernietigd. Ik had sowieso een zuiver geweten, dus er was geen reden om ergens bang voor te zijn.
Geleidelijk aan werd het liefhebben zwakker en voelde ik dat er iets mis met mij was -- iets dat het heel moeilijk maakte voor het licht om zijn liefde vol te houden. Hij probeerde me niet te vertellen waarom. Maar uiteindelijk hield hij het niet meer vol en zei hij snel: ‘Je hebt een stinkende adem. Je hebt een bad nodig.' Ik kreeg de indruk dat ik een bad zou moeten nemen zoals ik op aarde gewend was, maar door het hele lichaam onder te dompelen. Het werd me duidelijk gemaakt dat dit proces onaangenaam zou zijn, maar ik kon het stoppen als het te pijnlijk om te verdragen voor me werd.
Hoewel ik de reden niet kon begrijpen, was ik bereid te doen wat het wezen van het licht wilde dat ik deed. Ik werd opgetild en in een rood licht gezet. Ik sloot mijn ogen. Ik kon niets voelen. Ik wist niet hoe lang ik in deze staat was. Na een tijdje realiseerde ik me echter dat ik nogal rigoureus werd heen en weer geslingerd. Het was alsof ik in een wasmachine zat. Ik riep: 'Ik denk dat dat genoeg is!'
Onmiddelijk werd ik neergezet en de liefde en de warmte werden uitgeschakeld, maar ik bleef nog steeds in deze straal (of bol). Plotseling verdween de zon en ik zag een maan. Ik was in een andere wereld. Alles was zwart, behalve de maan, die recht voor me uit was. Het was veel helderder en stralender dan de maan in onze wereld. Er zat geen spoor van zwartheid in. De maan was omgeven door een krans van kleine, heldere sterren. Ik bleef naar deze glanzende maan staren toen ik plotseling een vreemd gevoel door mijn linkeroog voelde komen dat zich naar de diepste uithoeken van mijn hersenen verspreidde. Ik vroeg me af of ik de maan duidelijk kon zien met mijn linkeroog, dat altijd zwakker was geweest dan mijn rechteroog, en ik realiseerde me plotseling dat recht voor meuit alle antwoorden waren op alle vragen die we op aarde zouden kunnen hebben. Ik raakte hier erg opgewonden over en ik probeerde de plek te vinden waarover ik onze wetenschappers op aarde kon vertellen dat ze deze buitengewone plek moesten komen bekijken.
Ik probeerde deze plek te lokaliseren door naar de linkerkant van de maan te kijken en de kleine heldere sterren te tellen. Maar toen ik dat deed, realiseerde ik me dat het geen sterren waren, maar kleine manen. Nogmaals, keek ik naar de linkerkant van de maan en hoe meer ik keek, hoe meer kleine maantjes in een rechte lijn opkwamen, de ene kleine maan na de andere. Er was geen hoop om deze plek te vinden. Toen begon ik het koud te krijgen en rilde. Ik herinner me de zon van onze wereld, de warmte die soms te heet was, maar over het algemeen was het levengevende warmte. Ik wilde heel graag terug naar de heldere, levende zon. Pas toen realiseerde ik me dat ik met mijn linkeroog naar de maan keek terwijl mijn rechteroog gesloten was. Ik wilde mijn rechteroog openen om de zon weer te zien, maar dat lukte niet.
Ik wilde de maan verlaten, ik was niet langer in de maan geinteresseerd. Ik wilde terug naar de heldere, levende zon. Ik probeerde heel hard, maar tervergeefs. Ik voelde zelfs een uiterst onaangename pijn in mijn hoofd. Maar ineens verdween de maan met zijn zwarte omgeving en ik zag de ongelooflijke heldere zon weer. Plotseling begon de zon achteruit te bewegen en veranderde de kleuren in een diep donker rood. Het bleef achteruit in de lucht gaan totdat het een erg klein lichtje was. (Als een punt.) Toen begon het heel snel te bewegen. Op een gegeven moment zag ik de heldere zon aan de linkerkant en toen de rode zon aan de rechter kant, als het ware dansen van links naar rechts en van rechts naar links.
Ik had het gevoel dat de zon met me wide communiceren. Ik dacht by mezelf dat de zonnen hier boven niet konden praten, maar gewoon rond bewegen en dat dit hun manier van praten was. Toen stond de zon stil en ik zag de heldere zon voor de kleine rode zon. Toch kon ik me niet voorstellen waarover dit allemaal ging. Ik beschouwde het hele spektakel meer als grappig en onderhoudend dan iets anders. Hoewel het helemaal niet grappig was. Opeens voelde ik dat ik terug naar de wereld met de glanzende maan gebracht zou moeten worden en ik herinner me de onaangename pijn en de kou die ik daar gehad had.
Plotseling realiseerde ik me dat de felle zon voor me de glanzende maan was en dat de rode zon de maan veilig onder kontrole had en in feite één zon maakte. Dit was de boodschap die de zon had willen overbrengen. Toen wilde het wezen van licht met me praten van Man tot Man. Hij plaatste me bovenop een hoge berg waar ik op een groot stuk rots moest gaan zitten.
Ik vroeg hem waarom hij me had willen vernietigen, en hij vertelde me dat er ook kwaardaardige en zeer machtige en sluwe wezens bestonden die zijn vijanden waren met wie hij voortdurend had gevochten. Hij vertelde me ook dat ik mijn wereld tegen hen moest waarschuwen, en ik knikte automatisch instemmend. Hij zei dat zijn vijanden hem voor de gek hadden willen houden door mij als een soort val te gebruiken, maar hij moest deze wereld en de zwarte wereld verdedigen. Zijn wereld zou echter veel gemakkelijker voor him te verdedigen zijn, omdat de kwaadaardige wezens er geen macht in hadden en hij geen macht had in de zwarte wereld.
Ik realiseerde me dat ik zat op een manier waarop ik een enorm reeks van wolken kon zien die van onderaf gezien prachtig verlicht waren. Plotseling dwong een bliksemflits, waarvan het intense licht veel groter was dan dat van de heldere wereld, me omhoog te kijken. Toen volgde een oerknal, maar ik was totaal onverstoord. Aan de horizon zag ik rook uit de wolken komen en geleidelijke de vorm van een paddenstoel aannemen. Het werd groter en groter, en helderder en helderder. Ik was vol van ontzag.
Opeens was alles weg. Ik hoorde het licht roepen, ‘kijk hier!’ Ik draaide me om en ik hoorde schreeuwen en ik zag vuur en rook dat me bijna omvatten. Ik begreep niet waar dit allemaal om ging, toen ploteseling het licht riep, ‘Ik zal alles doen in mijn macht om dit te voorkomen!’ Toen was alles voorbij. Opnieuw wilde het felle licht over zijn vijanden praten. Ik was echter nog steeds erg onder de indruk van wat er net was gebeurd. Dus ik dacht bij mezelf: ‘Oh nee, niet weer!’
Het licht maakte me echter bewust van het feit dat deze oorlog al heel lang aan de gang was en dat de kwaadaardige wezens steeds machtiger waren geworden, en als dit zo doorging, zou hij geen middel zien om te voorkomen dat ze alles zouden overnemen. Hij zei dat als de vijand er echt in was geslaagd in zijn wereld te komen, de oorlog verloren zou zijn geweest. Hij zou ongetwijfeld machtig genoeg zijn geweest om ze af te weren, maar de oorlog zou op den duur verloren worden. Hij was echt bang om deze oorlog te verliezen.
Toen kreeg ik te horen dat hij hulp nodig had. Ik wilde hem helpen en ik antwoordde: ‘Ja, maar hoe?’ Hij antwoordde dat de enige manier waarop ik hem kon helpen was bij terug te gaan en aan mijn wereld te vertellen wat er mij gebeurt was. Ik was volledig geschokt om hem dit te horen zeggen omdat ik niet terug wilde gaan. Ik was zo depressief dat ik bijna begon te huilen.
Plotseling vroeg hij, ‘Wil je weten wat er later in je leven van je wordt?’ Ik keek op en antwoordde opgewekt: ‘Ja dat zou ik heel graag willen weten.’ Hij zei: ‘Je wordt leraar. Tot op zekere hoogte was ik teleurgesteld en herhaalde: “Een leraar?” Hij zei: “Stel je een leraar voor in jouw wereld en laat me zien hoe het is om een leraar te zijn. Ik stelde me een levendige leraar voor die stond voor de klas aan leerlingen les te geven. Het licht zei: ‘Nee, niet zo’n leraar.’ Ik dacht toen aan een universiteitsprofessor die lesgaf aan studenten Het licht zei: ‘Niet dat soort leraar. Jij gaat lesgeven aan de universitaire docenten!’
Ik was verrast en kon het bijna niet geloven. Bovendien vond ik dit best moeilijk. Ik stelde me een kaart van mijn wereld voor en ik zag mezelf in het toekomstige leven van plaats naar plaats gaan, van universiteit naar universiteit om de universitaire docenten van mijn wereld les te geven. Maar het licht zei: ‘Nee, niet zo. Ze zullen naar je toe komen!’ Ik vroeg, ‘Naar mijn huis?’ En hij zei: ‘Ja, stel je een dergelijke situatie voor.’ Ik stelde me ons huis op aarde voor, onze woonkamer, en ik zag mezelf op een stoel zitten tegenover een streng uiziende, respectabele professor, proberen hem les te geven. Ik kon me dit echter niet voorstellen. Ik schaamde me en was verlegen. Ik zei, ‘Ik geloof niet dat ik intelligent genoeg ben om dit te doen. Bovendien heb ik een spraakgebrek.’ Hij antwoordde, ‘Je wordt een nieuw soort leraar en ik zal dat zo aan je uitleggen.
Toen pauzeerde hij, en ik keek op en zag mezelf in een ziekenhuisbed liggen dat door een medewerker van het medische team door een heel lange gang werd geduwd. Ik vroeg een beetje gealarmeerd: ‘Ben ik ziek?’ Het licht zei: ‘Nee! Alleen een beetje in de war. Je wordt naar het ziekenhuis gebracht waar je een injectie krijgt en in een diepe slaap valt.’ Ik maakte me geen zorgen meer en het licht zei: ‘Maar laat me dit nieuwe type van leraar uitleggen. Je gaat lesgeven terwijl je in een soort slaap bent. Het zal echter geen slaap zijn dat je kent. Terwijl je slaapt, kun je horen en praten, en ze zullen naar je toe komen en vragen stellen.’ Ik was diep onder de indruk maar ook bezorgd. Dus vroeg ik, ‘Zal ik pijn voelen durend dit proces?’ Hij antwoordde: ‘Nee, het zal je geen pijn doen.’
Geleidelijk raakte ik gewend aan het idee om leraar te worden. Ik vroeg: ‘Zullen zij ook hun lessen leren?’ Hij trok een suggestief gezicht, waarmee hij bedoelde dat hij daar niet zeker van was. Ik stelde hem nog een vraag: ‘Zal ik ze ook lesgeven als ik wakker ben?’ Hij antwoordde: ‘Nee, je zult zeker met ze praten als je wakker bent. Maar wat je zegt terwijl je slaapt, zal veel belangrijker zijn.’
En hij liet me een kamer zien waarin ik mezelf op een stoel zag zitten met iemand te praten. In werkelijkheid zag ik mezelf niet, noch zag ik de persoon met wie ik in gesprek was. Toch wist ik zeker dat ik het was, want ik zat nu in die kamer rond te kijken. Ik zag een lage tafel, boeken tegen de muren, twee ramen en gordijnen die door een lichte windvlaag voor een raam bewogen.
Opeens verdween de kamer en het licht zei: ‘Voordat je dit doet, moet je alles opschrijven, alles dat je overkomen is. Ieder detail ervan. Je zal een wetenschappelijk verslag moeten maken.’ Ik zei: ‘Natuurlijk.’ En het licht zei: ‘Maar ik ben bang dat je alles bent vergeten.’ Ik schudde ongelovig mijn hoofd. Hij zei: ‘Je kunt me nu niet eens vertellen hoe je hier bent gekomen.’ Ik kon hem niet geloven en probeerde me te herinneren wat er op de aarde was gebeurd. Maar tot mijn grote verbazing lukte dat niet. Het licht zei: ‘Maak je geen zorgen. Een boek helpt je daarbij. In feite zullen er twee boeken zijn, maar de eerste zal belangrijker zijn. Bovendien zul je veel boeken hebben.
Plotseling werd het licht heel enthousiast en zei dat ik de eerste leraar van dit nieuwe type zou worden, en er zouden nog veel meer volgen. Ik was teleurgesteld om hem dat te horen zeggen. Toch wilde het licht me laten zien wat het betekende om de eerste te zijn. Hij vroeg: ‘Wat denk je? Hoeveel mensen zijn er in jouw wereld?’ Ik zei voorzichtig: ’Misschien 40 miljoen?’ Hei zei: ‘Nee, veel meer. Je moet niet alleen denken aan degenen die op dit moment leven. Houd ook rekening met alle mensen die dood zijn en je zult een enorm aantal mensen hebben. Laten we teruggaan in de tijd, zo ver mogelijk terug, en vertel me hoe ver we terug moeten gaan.’ Ik stelde voor: ‘Middeleeuwen?’ ‘Nee, verder terug.’ De geboorte van Christus?’ ‘Nee, verder terug.’ Ik dacht diep na. ‘Adam en Eva?’ ‘Nee, dat niet. Ga verder terug in tijd en denk aan wat je in geschiedenis lessen hebt geleerd.’
Ik dacht er een tijdje over na. Uiteindelijk gooide ik eruit: ‘Stenen Tijdperk!’ Hij was teleurgesteld en zei: ‘Je had beter moeten weten, maar ik denk dat het Stenen Tijdperk zal doen. Hij vertelde me toen dat er in die tijd niet veel mensen op aarde leefden. Ze waren echter vrij om te lopen waar ze maar wilde, en dat er geen grenzen waren om ze tegen te houden. Ik zei: ‘Wat mooi’, ik stelde me een kaart van Europa voor, die ik mijn mijn atlas had gezien, met alle grenzen. Ik had niet veel tijd om over dit alles na te denken, want ineens zag ik mensen op de aarde
Ik keek neer op een groep mensen, mannen en vrouwen, gekleed ik bont, zittend rond een kampvuur. Ik zag een Vrouw met haar baby op haar rug, en een Man die duidelijk voor een group stond te praten. Een andere Man stond een beetje afgezondered. Plotseling hoorde ik een luide kreet van teleurstelling en de keelstem van de Man voor de group mensen. Ik begreep niet wat hij zei. Het tafereel verdween en het licht zei: ‘Ik ga het voor je vertalen, maar je moet je heel goed concentreren.’ Dat wilde ik zeker doen, want ik wilde graag horen waar deze Man het over had. Ik begon me te concentreren. ‘Noem je dit concentratie?’ riep het licht uit. ‘Je moet je veel harder concentreren.
Ik was verbaasd om hem dit to horen zeggen want ik dacht dat mijn eerst poging heel goed was. Toch wilde hij dat ik het beter deed. Het licht zei: ‘Laten we het nog een keer proberen!’ Ik sloot mijn ogen en begon me zo hard mogelijk te concentreren. Het licht was echter niet tevreden. Hij zei: ‘Ik denk dat het nuttelooos is.’ Maar plotseling werd de toon van zijn stem heel zacht en hij kwam naar me to en zei teder: ‘De reden waarom ik je vroeg om je zo sterk te concentreren, is dat je later alles zo nauwkeurig mogelijk zou kunnen vertellen. Dus je moet je concentreren zoals je nog nooit eerder hebt gedaan op wat deze Man gaat zeggen.’
En hij voegde eraan toe met een teleurgestelde stem: ‘Dit is de laatste poging. Als je deze keer faalt, heeft het geen zin meer om het nog een keer te proberen!’ Ik was vastbesloten mijn best te doen. Ik sloot mijn ogen weer en probeerde zo hard als ik kon to luisteren naar wat ik moest horen. Opeens kon ik verstaan wat de Man zei. Hij zei: ‘Nu hebben we bewijs. U heeft het zojuist zelf gehoord. Wat we vermoeden is waar. Hij die de moeilijke taak op zich nam om zo’n gevaarlijk reis te maken, is zojuist teruggekeerd en heeft ons vermoeden bevestigd. Ze willen weerstand bieden. Dat pikken we echter niet. Ik heb het je keer op keer verteld. Nu is het tijd om ze te bestrijden. We moeten niet wachter tot ze sterker zijn geworden. Ze zijn nu nog zwak. Het is waar. Denk echter aan de toekomst! We zullen ze nu moeten aanvallen.
Hij sprak de groep mensen op zeer indrukwekkende manier toe. Ik was helemaal onder de indruk en ik kon heel goed begrijpen waarom hij gedwongen werd zijn vijanden aan te vallen. Plotseling hoorde ik de andere Man, die afgezonderd stond, zeggen: ‘Ik ben in de eerste plaats een jager en vecht tegen de dieren. Ik ga niet vechten tegen zwakkelingen die beginnen met weg te rennen op het moment dat ze ons zien. Elke jager zou zijn trots en eer schaden als hij zoiets zou doen. Wij jagers vechten tegen de dieren, die veel gevaarlijker zijn. Veel moedige jagers hebben zichzelf bezeerd in hun gevechten. Toch zijn we bereid het risico te nemen omdat we jagers zijn. Ik zal nooit tegen die zwakkelingen vechten’
Wat mij betreft, ik was het niet eens met wat hij zei. Je moet immers je vijanden vechten. Ik kon niet begrijpen dat het meer eervol zou zijn om tegen dieren te vechten dan mensen. Ik kon echter niet blijven nadenken over zulke dingen, omdat mijn ogen naar de grond, die geleidelijk begon te bewegen, werden getrokken. Eerst langzaam, maar toen sneller en sneller totdat ik geen details meer kon onderscheiden. De grond kwam plotseling tot stilstand. Ik zag grasland voor me en in de verte was de rand van een bos met hele hoge bomen. Plots werd ik in het bos geplaatst. Hoewel ik niets kon zien, wist ik dat ik in dit bos was, dat will zeggen, midden in een dorp. Ik kon de stemmen van sommige mensen horen en ik hoorde iemand zeggen: ‘We kunnen niet voor altijd wegrennen. Hoe vaak moeten we weglopen? Vele, vele malen! Zule beesten! Ze komen en vernietigen ons dorp! En elke keer rennen we weg. Maar deze keer niet! Deze keer blijven we! Dit kan niet eeuwig doorgaan.’
Ik kon angst en ongerustheid voelen. Ze zouden graag hebben willen weglopen, zoals ze al zo vaak hadden gedaan. Maar deze keer hadden ze een besluit genomen en waren ze van plan aan hun besluit vast te houden. Ze waren echter allemaal angstig. Sommige stemmen zeiden: ‘Ze eten vlees! Stel je dat voor! Vlees! En ze stichten vuur in de prairie. Ze dansen rond het vuur en wassen zich in bloed. Wat echter het ergste blijft: ze eten vlees. De gedachte eraan! Uiteindelijk zullen ze ook ons vlees eten.’
Een stem, een vrouwenstem, die in haar hut zat, bleef herhaaldelijk zeggen: ‘Ik ben bang. Ik ben vreselijk bang. O, wat ben ik bang! Ik ben bang, zo bang.’ Ik kon haar angst duidelijk voelen. Haar angst werd sterker en sterker. Ze bleef maar zeggen: ‘Ik ben bang, ik ben bang.’ Haar angst begon zich van mij meester te maken. Eerst dacht ik: ‘Waarom is ze zo bang? Ze moet hysterisch zijn. Hoe kun je in hemelsnaam zo bang zijn?!’ Toch werd ik, dieper en dieper, ondergedompled in haar gevoelens van pure angst. Ik hield het niet langer uit! Ik dacht bij mezelf; ‘Ik wou dat ze zich nu geen zorgen meer maakte.’ Het was inderdaad buitengewoon onaangenaam.
Opeens was alles voorbij, en het licht zei tegen me, ‘als ze niets gedaan hadden, zou er niets geberud zijn. Het is waar; ze zouden toch zijn gekomen. Er zou echter niets zijn gebeurd. Dit zal echter weer leiden tot meer dode mensen!’ Hij benadrukte de woorden ‘dode mensen!’ en ‘weer’. Ik voelde een grote bezorgdheid van de kant van het licht over het grote aantal doden, dus vroeg ik: ‘Weer?’ omdat ik van mening was dat ik de eerste mensen op aarde had gezien. Het licht antwoordde echter: ‘Honderdduizenden.’ Ik stond er versteld van en voelde hoe het licht leed onder het grote aantal dode mensen.
Ik ben niet helemaal zeker van wat er daarna gebeurde, maar plotseling hoorde ik een donderende, boze stem die de mensheid, inclusief mijzelf, beschuldigde van het vernietigen van zijn tuin op aarde. Hij riep: ‘Ik heb voor jullie mensen een prachtige tuin gemaakt en jullie vernietigen alles. Mensen vergiftigen het water en de lucht. Ze vernietigen alles. Aanvankelijk was het effect van hun vernietigingswerk beperkt. Het werd echter steeds erger. Ze vernietigen alles wat ze in hun handen kunnen krijgen. Hoewel de mens voordurend op zoek is naar andere plaatsen, heeft hij slechts deze ene plaats (aarde). Je zou het zelf kunnen zien. En als ze alles blijven vernietigen, zullen ze uiteindelijk de hele aarde opblazen!’
Ik was helemaal perplexed.
Na een tijdje zei het licht: “Vraag me dat je niet weet hoe je je wereld moet informeren.” Ik antwoordde: “Maar U heeft me net verteld hoe ik het moet doen!” Hij drong echter aan door te zeggen: “Nu ben je weer een klein en onwetend kind dat niet weet hoe het moet!” Dus ik vroeg hem dat ik, als klein en onwetend kind, niet zou weten hoe ik mijn wereld zou moeten informeren. Tot mijn grote verbazing antwoordde het licht met een boze en bruuske stem: ‘Je zult weten hoe je het moet doen als de tijd rijp is.’ Ik wilde hem echter niet voor altijd verlaten. Dus ik vroeg hem of ik terug kon komen nadat ik het mijn wereld had verteld en permanent bij hem kon blijven. Hij zei: ‘Nee je moet teruggaan en leven.’
Hoewel ik de weg terug nog steeds niet wist, had ik deze keer geen enkele twijfel. Als het wezen van het licht wilde dat ik terugging om te leven, dan moest ik dat gewoon doen. Het maakte niet meer uit hoe het kon. Dit licht had absolute macht. Toch begreep ik nog steeds niet waarom. Ik smeekte herhaaldelijk: ‘Waarom? Waarom kan ik niet terugkomen? Waarom? Waarom? Waarom? Waarom mag ik niet blijven in uw liefde en warmte?’ Het licht antwoordde dat niemand permanent bij hem kon blijven.
Toch was ik nog niet tevreden. Als het niet mogelijk was om bij hem te blijven, zou ik zeker terug kunnen komen en in deze heldere wereld blijven waarin die twee wezens al leefden! Maar het licht herhaalde: ‘Nee, je moet teruggaan en leven!’ ‘Maar waarom mogen deze twee wezens blijven?’ Het licht antwoordde dat zelfs deze twee wezens niet permanent konden blijven branden. Ze waren alleen op deze wereld om te leren. Bovendien begon hij het belang van liefde en leren te benadrukken. Hij wilde dat ik zijn leerling werd. Hij de meester, ik de leerling. Ik zag echter nog steeds niet wat liefde en leren te maken hadden met mijn wens om in deze stralende wereld te blijven.
Ik moest weliswaar toegeven dat ik niet van het licht hield, maar ik was zeker bereid om alles te leren wat hij wilde dat ik leerde. Daarop begon het licht, tot mijn grote ontzetting, zich verder terug in de lucht te trekken en ik kon zijn aanwezigheid niet meer voelen, omdat de straal was uitgeschakeld. Ik voelde me ineens koud en heel ellendig .
Een van de andere wezens vroeg me echter om een bepaalde plaats heel goed in de gaten te houden. Ze vroegen me inderdaad dringend om niet te bewegen maar mijn blik op die plek vast te houden. Ik deed wat mij was opgedragen en weldra zag ik deze panoramische recensie. Heel levendig en duidelijk. Ik was stomverbaasd! De beelden van deze film bewogen heel snel en lieten me mijn vorig leven op aarde zien. Ik begreep meteen alles wat me werd getoond. (Ik kan me geen details herinneren, omdat dit slechts een experiment was om te testen of ik in staat was te begrijpen wat ik aan het bekijken was.)
De wezens vroegen me vershillende keren of ik duidelijk kon begijpen wat ik zag Ik antwoordde ongeduldig: ‘Natuurlijk, natuurlijk!’ omat ik me een beetje geïrriteerd voelde over hun vragen. (Bij communiceren met de wezens gebruikte ik altijd mijn mond zoals ik op aarde had gedaan. Dit was echter niet het geval toen ik sprak het het wezen van licht.)
Daarop begon het wezen van licht mij weer mijn vorige leven te laten zien, maar deze keer lag de nadruk op de kwaliteit van mijn ziel tijdens mijn bestaan op aarde. Toen ik voor het eerst naar mijn vorige leven keek, was ik gwoon heel blij dat ik mijn vroegere wereld en mezelf kon bekijken. Ik beschouwde dit eigenlijk meer als een amusement dan wat dan ook. (Ik voelde me niet meer ellendig.) De tweede keer werden echter eerdere gebeurteniussen uit mijn leven op aarde getoond met de nadruk op mijn reactie op bepaalde situaties in termen van liefde of smerigheid of zelfs haat. Dit werd mij heel duidelijk gemaakt, en ik wist waar ik op moest letten tijdens de tweede review.
Alles begon vanaf het begin. (Ik kon niet zien hoe ik op aarde was ontstaan, want ik hoefde alleen maar op mijn gedrag met betrekking tot liefde of haat te letten.) In het begin was ik zeer tevreden dat er niets gebeurde waarop ik met liefde of haat had kunnen reageren. Daarna versnelde de film, maar er was nog steeds niets waarvoor ik verantwoordelijk kon worden gehouden. Ik was so stom om triumfantelijk te zeggen: ‘Klijk, er is niets!’ Daarop zag ik een scene waarin mijn tweeling zus en ik ruzie maakten (ik kon de reden van de ruzie niet onderscheiden), maar ik wist meteen hoe lelijk ik me had gedragen. Ik zei tegen het licht: ‘Maar je moet het begrijpen! Dit is slecht, oké, maar dit is de manier waarop mensen zich op aarde gedragen! Dat kun je me niet echt kwalijk nemen!’ (Het grote licht name me niets kwalijk wat ik op aarde had gedaan.)
Daarna kreeg ik nog meer nare scènes op aarde te zien waarin ik me slecht had gedragen. Ik had echter nog steeds excuses. Toen geloof ik dat het grote licht een beetje ongeduldig werd (ongetwijfeld door mijn domheid). Plotseling werd de film zo versneld dat ik helemaal geen beelden meer kon onderscheiden. Toen stopte het abrupt en werd ik geconfronteerd met een situatie waarin ik me buitengewoon slecht gedroeg.
Mijn gedrag was enorm vergroot, zodat elk slecht deel van mijn karakter duidelijk voor me te zien was. Het was huiveringwekkend! Ik kon dit personage van mij nauwelijks geloven! Ik was eindelijk overtuigd! Zo’n ziel zou nooit in deze stralende wereld kunnen blijven! Ik had geen recht, geen enkele claim! Ik was helemaal van slag af en neerslachtig. Ik wilde teruggaan. Ja, er was geen andere manier mogelijk. Toen zag ik het licht verdwijnen in de ‘lucht’, en ik hoorde een gelach en woorden: ‘En hij dacht echt dat hij kon blijven!’ Toen was het wezen van licht verdwenen.
Een van de andere wezens bracht me terug naar de aarde (ik weet niet hoe). Ik hoorde alleen, terwijl ik terug in mijn lichaam werd weggestopt, een knappend geluid zoals het geluid dat je kan horen als je het deksel op een puinhoop legt en het vastzet met de pal. Toen ik mijn ogen opendeed, herinner ik me dat ik begon te huilen: ‘Ik wil niet dood, ik wil niet dood en ik wil niet dood!’ Toen stond ik op en toen ik de trap benadered vroeg ik me af of er ooit een weg terug zou zijn, waarop ik een stem tegen me hoorde schreeuwen: “Verander jezelf!” en een andere stem zei: “Je moet je moeder vermoorden!” Toen ging ik de trap op waar ik zo blij vanaf was gesprongen. Ik voelde alleen een lichte zwellingboven op mijn hoofd, wat niet bijzonder pijnlijk was.
OVER MEZELF
Ik ben duitser, Man, ongetrouwd, geboren in 1942. Na mijn ervaring was ik erg verontrust en ik kon niet begrijpen wat er mij was overkomen. Ik wist gewoon niet wat ik hierna moest doen. Ik kon er tegen niemand over praten. Ik wilde het wezen van licht gehoorzamen en een wetenschappelijk verslag schrijven, maar het lukte me niet. Ik wist gewoon niet hoe ik verder moest gaan. Toen opeens een stem me vertelde dat ik een andere taal moest leren. Punt.
‘s nachts voelde ik me erg ellendig. Dit ging zo’n 2 weken door, toen op een nacht het wezen van licht terugkeerde en zei dat ik alles moest vergeten. Later in mijn leven zou ik echter grote ellende tegenkomen. Opgelucht draaide ik me op mijn andere kant en viel in slaap. Toen ik de volgende morgen wakker werd kon ik me geen enkel woord herinneren!!
De volgende 25 jaar leefde ik zoals ik wilde. Ik werd alcoholist en verliet de kerk. Ik geloofde niet in God, noch in de andere wereld. Ik heb echter wel een verlangen ontwikkend om engels te leren.
De grote verandering kwam echter in 1980, kort voor kerstavond. Op tv was er een reportage over BDE’s en ze praten over een licht. Plotseling drong het tot me door dat ik ook zo’n licht had gezien. Godzijdank kon ik me niet alles tegelijk herinneren. Het zou me zeker gedood hebben! Ik noem dit persoonlijk mijn Saul/Paulus-ervaring, omdat het een soortgelijk effect op mij had. Saul was 3 dagen blind geweest en werd later apostel en ik werd een strijder tegen de duivel in en om mij heen.
Het positieve effect van dit alles was echter dat ik meteen van mijn alcoholprobleem af was. De negative effecten waren drie zelfmoorpogingen in 1981. De derde was bijna geslaagd. Als gevolg van alcoholisme kreeg ik in 1986 een breuk in mijn maag waardoor ik het graf maar op een centimeter miste. Ze haalden mijn hele maag eruit plus andere organen. Overigens geen kanker. Het wezen van het licht had toch gelijk.
Ondanks alles dat er gebeurd is, zou ik geen enkel moment van mijn leven willen missen.
Sinds de Kerst van 1980 heb ik een persoonlijk relatie kunnen opbouwen met het wezen van het licht door middel van interne gevechten, visioenen en audities en ik ben nu in de positie om mijn ervaring openbaar te maken. In 1980/81 kon ik mijn ervaring niet in het duits opschrijven, en zelfs vandaag is er geen duitse vertaling, omdat ik de innerlijke oké nog niet heb gehad van het wezen van het licht dat onze Here Jezus Christus is.
Achtergrondinformatie:
Geslacht: Man
Datum BDE: 1953
Was er een levensbedreigende gebeurtenis op het moment van de ervaring?
Nee. Ongeval. Ja, 3 keer, 25 jaar nadat ik mijn NDE/OBE had. 2-1/2. Er was geen.
BDE elementen :
Hoe schat je de inhoud in van je ervaring? Gemengd
Kan drugs of medicatie de ervaring beïnvloed hebben? Nee, er waren geen.
Leek de ervaring op één of ander manier op een droom? Nee op geen enkele manier.
Voelde je je afgescheiden van je lichaam? Ja, ik was. Ik kan het niet beschrijven omdat ik er nooit overna gedacht heb.
Op welk moment tijdens je ervaring was je op je hoogste peil van bewustzijn en alertheid? Bovennatuurlijk, duidelijk bewustzijn, helderheid en directheid. Communicatie door gedachte, zichtbare communicatie, intuïtie.
Leek het alsof de tijd sneller of trager ging? Alles leek ineens te gebeuren; of tijd leek te stoppen of verloor alle betekenis
Vergelijk je gehoor tijdens de ervaring tegenover je alledaags gehoor die je had net vóór het moment van de ervaring. Ja. Deed ik
Ben je in of door een tunnel gegaan? Ja. zie verslag.
Was jij je bewust van of ben je overleden (of levende) wezens tegengekomen? Ja, ik kan ze niet beschrijven.
Waar waren ze? Ik heb geen idee.
Kende je ze? Nee, ik kende ze niet.
Wat was gecommuniceerd? Zie mijn verslag.
Heb je een onaards licht gezien? Ja. Zie verslag.
Leek het alsof je een andere, onaardse wereld binnendrong? Een duidelijk mystiek of onaards gebied.
Welke emoties voelde je tijdens de ervaring? Gemengde gevoelens.
Leek je opeens alles te verstaan? Alles over het universum. Ik was in een plaats waar er absoluut, oneindige kennis was.
Heb je beelden gezien uit je verleden? Zie verslag.
Waren er beelden uit de toekomst? Beelden van de toekomst van de wereld. In één geval gebeurde het precies zoals voorzien. Ik werd opgenomen in het ziekenhuis. De tweede voorspelling over het leraarschap is nog niet uitgekomen.
Kwam je aan een obstakel of een fysieke structuur die je tegenhield? Ja. Zie verslag.
Kwam je aan een grens of een punt waar je niet meer kon terugkeren? Ik kwam aan een barriére waar ik geen toegang kreeg om verder te gaan; ik werd teruggezonden tegen mijn zin. Zie verslag.
God, Spiritueel en Religie:
Wat was je godsdienst vóór je ervaring? Agnostisch.
Welke godsdienst beoefen je nu? Christen.
Veranderden je waarden en overtuigingen door de ervaring? Ja.
Een paar weken na mijn ervaring kwam het lichtwezen bij me terug en vertelde me dat ik alles moest vergeten. Kort voor kerstavond 1980 begon ik mijn BDE/OBE voor de geest te halen in flashbacks. Het duurde ongeveer 4 tot 6 weken om totale terugroepactie te zien.
Maar mijn religieuze overtuigingen veranderden van een agnost naar een vast gelovige in onze Here Jeze Christus.
Leek het alsof je een mystiek wezen of aanwezigheid ontmoette? Of een stem hoorde die je niet kon identificeren? Ik zag duidelijk een wezen of ik hoorde duidelijk een stem van mystieke of onaardse origine.
In verband met onze levens op Aarde niet gerelateerd aan godsdienst:
Zijn je relaties specifiek veranderd door je ervaring? Ik leid een rustig leven, heb 6 jaar geleden mijn baan opgezegd en doe vrijwilligerswerk.
Na de BDE:
Was de ervaring moeilijk te verwoorden? Ja. Het was moeilijk.
Wat was het aan de ervaring dat het moeilijk maake om te communiceren? In een andere wereld zijn.
Heb je helderziende, ongewone of andere speciale gaven gekregen na je ervaring die je niet had vóór je ervaring? Ja, ik kan met mijn fysieke ogen in de middagzon kijken zonder gewond te worden. Ik deed dit heel vaak vanwege een verlanged om het spirituele licht weer te zien. Dit verlangen is nu verdwenen en ik wil niet meer in de zon kijken.
Is er één of zijn er verschillende delen van je ervaring die meer betekenis heeft/hebben voor jou? Het best: Liefde van het licht. Ergste: het licht verlaten.
Heb je ooit deze ervaring gedeeld met anderen? Ja onlangs, ronduit ongeloof.
Heeft er ooits iets in je leven je hetzelfde gevoel gegeven als jouw ervaring? Nee