BDE van John F
|
Beskrivelse af oplevelsen:
Ik diende bij de marine, ik peuzelde een hard gekookt ei en ik stikte. Ik kon alleen maar inademen. Mijn longen vulden zich tot er niets meer bij kon. Ik had het gevoel dat als ik dat ei maar uit mijn mond kon krijgen ik in leven zou blijven. Ik liep naar een dichtbijzijnd fonteintje en draaide de kraan open. Ik probeerde te drinken en toen het water mijn lippen raakte kreeg ik een schok van 120 volt. Het eerste dat ik dacht was dat ik een electrische schok had gekregen die ik zeker zou overleven. Ik had nog steeds moeite met ademhalen vanwege het ei in mijn luchtpijp. Een stukje ei haalde ik er uit met mijn vinger, maar ik kon geen ademhalen. Op dat moment begon ik me een beetje paniekerig te voelen en ik kon niets bedenken om mezelf te helpen om dit te overleven. Ik dacht aan God en zei tegen mezelf: "Ik ben tenminste een Christen".
Ik keek in de aangrenzende kamer en zag mijn leidinggevende in een draaistoel zitten terwijl hij bezig was met een radioboodschap. Ik besefte dat ik nog steeds kon lopen dus ging ik naar zijn stoel. Ik kon niet praten dus gebruikte ik mijn laatste energie om een schop tegen zijn stoel te geven om zijn aandacht te trekken. Hij viel op de grond en lag naast de schrijfmachine. Ik lag op de grond naast mijn leidinggevende omdat ik ook was gevallen.
Een andere matroos, genaamd Joe, zag wat ik allemaal aan het doen was. Ik was op dat moment stil en haalde geen adem meer. Mijn neus bloedde omdat ik het bureau had geraakt toen ik viel. Meteen begon Joe levensreddende dingen met me te doen. We noemen dat nu reanimatie. Een andere matroos belde een ambulance.
Ik was bij het plafond van de kamer en keek naar de matrozen die dingen aan het doen waren om mijn leven te redden. Ik voelde me gewoon goed. Ik besefte dat het bewusteloze lichaam op de grond van mij was maar dat kon me helemaal niets schelen. Ik zag mezelf zoals anderen me gezien hadden. Er was nu geen reflectie zoals wanneer je in een spiegel kijkt. Ik voelde me goed en vol energie en verloor al snel de belangstelling om te kijken naar de matrozen die met mijn lichaam bezig waren.
Ik was een geest en toch voelde ik me net zo levend als daarvoor. Ik denk dat ik wel had verwacht om dood te zijn maar dit alles was zo nieuw voor me. Ik wende heel snel aan dit nieuwe leven en maakte me nergens zorgen over. Toch was deze nieuwe manier van leven ook een beetje raadselachtig voor me. Als ik bijvoorbeeld ergens aan dacht deed ik het ook meteen. Ik keek naar de muur naast me en het volgende moment ging ik er doorheen. Ik was terug in de kamer waar ik had gezeten toen ik stikte. Ik zweefde naar eigen goeddunken rond in die kamer. Ik ging zonder problemen door de vele radio's en teletypemachines.
Ik zag een donkere plek naast mijn bureau en ging er naar toe. Voor ik er erg in had ging ik een donkere mist in. Eenmaal daarin wilde ik er erg graag weer uit. Ik werd opgeslokt door dit ding. Het voelde alsof je in iemand zat. Ik voelde me verontrust en miste de vrije zwevende geest die ik eerst was. Uiteindelijk kwam ik vrij uit dit knellende en hete gebied. Het was alsof ik in een baarmoeder zat, maar hoe kan ik me dat nu verbeelden?
Vervolgens besefte ik dat ik in een tunnel was. Ik schat de doorsnede van die tunnel op 1.80m-2.10m. Ik kon staan zonder de bovenkant te raken. Ik was 1.70m lang. Onmiddellijk werd ik, veel sneller dan ik leuk vond, door de tunnel geslingerd. De snelheid was enorm. Ik was bang. Ergens tijdens mijn reis door deze tunnel hield ik stil en een man stelde me gerust en zei dat de reis het einde naderde. En daar ging ik weer met dezelfde snelheid als eerder. Ik snap niet hoe ik deze tocht heb overleefd. De snelheid was zoiets als die van licht of misschien wel sneller. Ik voelde geen G-krachten, alleen angst en de opwinding over een vreselijke snelheid. Uiteindelijk stopte het en had ik een kans om de tunnel goed te bekijken. De tunnel leek op een buis die wordt gebruikt bij wasdrogers. Het licht kwam niet van binnenin de tunnel maar scheen van buiten naar binnen. Tijdens mijn tocht door de tunnel hoorde ik een luid zoemend geluid dat pijn deed aan mijn oren. Ik vroeg me af wat de tunnel omhoog hield. Ik begon nu te lopen op zoek naar het einde van de tunnel. Ik was nu in een veel grotere ruimte en omgeven door een witte mist en daglicht. Al mijn angsten vanwege de tunnel namen af door het licht dat ik zag. Ik hoorde stemmen van mensen net buiten deze ruimte. De stemmen moedigden me aan om door de witte mist te komen. Ik liep door de witte mist en zag ongeveer 12 mensen. Mijn instinct zei me dat het allemaal echtparen waren. Ik had deze mensen eerder gezien, maar ik kon me geen namen herinneren. Weldra kwam iemand me halen. Hij was ca. 27 jaar oud en droeg een spijkerbroek en een wit T-shirt. De 12 andere mensen hadden witte gewaden aan. De man in de spijkerbroek legde uit dat hij mijn gids was. Hij vertelde dat ik later andere mensen zou ontmoeten, maar nu wilde hij dat ik met hem meeliep naar een nieuwe plek.
We liepen door de mooiste bloementuinen die ik ooit had gezien. Ik nam de bloemblaadjes heel gedetailleerd waar. Bij het zien van de grasvelden concentreerde ik me op enkele grassprietjes en ik was verbaasd over de schoonheid van elk sprietje. Deze man en ik communiceerden via gedachtenoverbrenging net als ik had gedaan met de groep van 12 mensen.
In de verte zag ik een stad met grote gebouwen. De gebouwen waren goudkleurig en mijn gids vertelde me dat ze van goud waren. Mijn gids zei tegen me dat als ik het wilde ik dichterbij de stad kon zijn door dat te denken. En inderdaad, ik dacht aan dichterbij zijn en plotseling was ik aan de rand van de gouden stad. Ik zag watervalletjes in de bloementuinen die je absoluut de adem benamen. Ik voelde me zo goed.
Later gaf mijn gids me over aan een andere man en deze man legde uit dat ik nu een terugblik op mijn leven zou krijgen. Tijdens deze terugblik, die 1 seconde of korter duurde, zag ik alles dat ik eerder had gezien toen ik op aarde leefde. Ik herbeleefde elk gesprek dat ik had gehad. Ik zag elk huisdier dat ik had gehad. Ik zag elk kledingstuk dat ik ooit had gedragen. Ik herbeleefde elke klas op school. Ik zag alles weer.
Het was in dit gebouw, dat veel leek op een bibliotheek, dat mijn terugblik eindigde. Hier hoorde ik ook dat ik niet op deze hemelse plek zou blijven. Ik was zo teleurgesteld toen ik hoorde dat ik naar de aarde terug moest. Ik schreeuwde en vervloekte degenen om me heen. Mijn gids kwam me halen en nam me mee naar 2 medescholieren die 4 jaar geleden waren overleden.
Ik was geschokt om ze levend te zien . Op aarde waren ze op de middelbare school voetbalspelers geweest. Op een dag waren ze te laat voor de training en van hun trainer moesten ze na de training rondjes rond het veld rennen. Daardoor waren ze in de kleedkamer lang nadat de andere spelers naar huis waren. Er was geen warm water om te douchen. Ze zaten samen te wachten tot de boiler weer warm water had voor hun douche. En ze werden vergast door de dampen uit de gasboiler. Ironisch genoeg was de vader van 1 van de jongens de loodgieter die de boiler een paar dagen daarvoor had geïnstalleerd. Hij zou een andere dag terugkomen om in de nieuwe doucheruimte een pijp naar buiten te maken.
Ik vroeg de 2 jongens waarom ze hier waren aangezien ze verondersteld werden dood te zijn. Ze legden uit dat niemand ooit dood gaat. De 2 jongens hadden ongeveer dezelfde leeftijd als toen ik hen voor het laatst op aarde had gezien. Beiden leken gelukkig en tevreden om hier te zijn.
Mijn gids nam me mee terug naar de plek waar ik de terugblik op mijn leven had gehad. Ik vroeg nogmaals of ik kon blijven. Een man zei tegen me dat ik terug moest naar de aarde om mijn leven verder te leven. Ik herinnerde me van de zondagsschool dat wanneer iemand de Heer te spreken vraagt hij Hem ook zal zien. Ik vroeg of ik Jezus kon spreken. Met mijn gids naast me liep of zweefde ik naar een klein toneel. Mijn gids liet me hier alleen. Ik hoefde niet lang te wachten tot ik, vlakbij waar ik stond, een stem hoorde op dat toneel. Er vormde zich een mist op het toneel en een stem vroeg me of ik hem kon zien. Ik zag alleen maar de mist en hoorde de stem. De stem vroeg me om me nog beter te concentreren en dan zou ik hem kunnen zien. Weldra zag ik Jezus voor me staan. Hij vroeg wat ik van hem wilde. Ik vertelde hem dat ik had vernomen dat ik naar de aarde terug moest keren en dat ik deze hemelse plek niet wilde verlaten. Hij legde uit dat ik nog niet aan al zijn wensen, die hij voor me tijdens mijn leven had uitgezet, had voldaan. Ik vroeg hem wat deze wensen waren, maar hij gaf geen antwoord. Hij zei dat ik, ergens in mijn toekomst, als de tijd daar was het zou weten. Hij vroeg of hij nog iets anders voor me kon doen. Omdat ik toen bij de marine diende vroeg ik of hij me kon laten overplaatsen naar de staat Tennessee. Ik vertelde hem dat ik als jongen van 12 een maand in die staat had doorgebracht en dat ik er naar terug wilde omdat het daar zo mooi was. Hij gaf geen antwoord. Ik vroeg of hij erover had nagedacht. Hij zei dat ik het maar een keer hoefde te vragen en het zou gebeuren. Jezus vertelde me over de vele dingen die ik tijdens mijn leven zou meemaken. Ik kan me alleen maar herinneren wat hij verteld heeft nadat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Ik kan me wel herinneren dat hij tegen me zei dat ik alle mensen moest vertellen van mijn bezoek aan hem. Hij gaf me te kennen dat ik mensen moest vertellen dat hij bestaat. Iets anders dat ik ook nooit meer zal vergeten is het voelen van zijn uitstralende liefde toen hij vlak bij me stond. Het was de meest volmaakte liefde die ik ooit had gevoeld. Jezus vertelde me dat ik weldra naar mijn thuis op aarde begeleid zou worden.
Twee mannen kwamen me halen en vertelden dat ze mijn beschermengelen waren. Een van de mannen was eerder mijn gids geweest. Ik kan me niet herinneren dat ik naar de aarde terugkwam door de tunnel. We reisden door de duisternis van de ruimte. Onderweg terug naar de aarde stopten we voor een praatje. Een beschermengel vertelde me dat ik op een dag een dame zou ontmoeten en dat ze een heel dierbare vriendin zou worden. Er werd me verteld dat ik haar nu nog niet zou ontmoeten omdat ze nog maar een heel jong miesje was. Dat was in 1957. Sindsdien heb ik steeds naar haar gezocht en ik geloof dat ik haar heb gevonden. Maar ze woont in Australië.
Ik werd wakker op een onderzoektafel in het ziekenhuis. Ik vroeg de 3 artsen of ik soms medicijnen had gekregen die me zouden doen geloven dat ik gestorven en naar de hemel gegaan was. Ze zeiden van niet. Ik zei: "Wel, ik ben net terug uit de hemel". Twee artsen liepen onmiddellijk weg en de derde arts zei tegen me dat hij gewoon niet wist wat hij ervan moest denken.